Translate

Tuesday, July 25, 2017

Kees van der Staaij moet zijn mond houden.

Het rumoer dat is ontstaan naar aanleiding van het artikel van Kees van der Staaij over "Voltooid Leven" in een Amerikaanse krant, legde een aantal dingen bloot die ik opmerkelijk vind.

Eva Jinek verweet hem in haar programma dat hij Nederland "te kakken" had gezet met zijn artikel. Hij zou het imago van Nederland hebben beschadigd met het beeld dat een oudere patiënt diens leven niet zeker is indien men onder de zorg van doktoren valt. Bovendien moet dit debat in Nederland gevoerd worden en niet via buitenlandse kranten.

Het punt dat ik hierover wil maken is dat Kees van der Staaij zijn mening, hoe abject ook in de ogen van velen in Nederland, hierover kenbaar mag maken waar hij maar wil. Ik heb wel vaker artikelen van bekende Nederlanders in buitenlandse media gelezen of artikelen van buitenlanders in Nederlandse bladen. Daar is niets verwerpelijks aan.

Een ander punt is het argument dat christenen zich niet hebben te bemoeien met het levenseinde van anderen. Maarten van Rossem gebruikte dat argument tegen Kees van der Staaij in het programma van Eva Jinek. Je hoort dat argument vaker, uitgedrukt in termen op de beleefdheidsschaal variërend van wellevend tot ronduit onbeschoft.

Het thema Voltooid Leven is onderwerp van een publiek debat. De pro's en contra's worden daarin voor het voetlicht gebracht. So far so good. Het probleem dat Maarten van Rossem vertolkt is dat Kees van der Staaij zijn standpunt in het parlement bepleit en indien hij dat met succes doet (weliswaar met steun van onder andere CDA en CU), de daaruit volgende wetgeving aan de praktijk van "Voltooid Leven" een halt toeroept. In dat geval is dat een besluit van een meerderheid in het parlement. Zo werkt de democratie nu eenmaal. Het argument van Maarten van Rossem verraadt in dit opzicht een ondemocratische mentaliteit.

Ik geef een voorbeeld om mijn standpunt te onderbouwen. Stel dat ik geen voorstander ben van verplichte orgaandonatie. Stel dat een voorstel daarover wet wordt. Daar heb ik mij bij neer te leggen en het zou absurd zijn wanneer ik zou zeggen: "D66 eist mijn organen op". Van een zelfde orde vind ik de uitspraak "Christenen bemoeien zich met mijn levenseinde".


Sunday, July 23, 2017

Democratie en participatie.

Vanmiddag keek en luisterde ik naar een uitzending van het Filosofisch Kwintet. Ik kijk er graag naar omdat er op een rustige wijze met elkaar geconverseerd wordt. Men neemt de tijd.

Dit keer ging het over Democratie en Participatie. Ik schrijf dit commentaar op basis van wat ik van de uitzending onthouden heb. Ik heb geen aantekeningen gemaakt.

Er was consensus over het feit dat het ledenaantal van de gevestigde partijen gestaag afneemt terwijl dat van een aantal nieuwe partijen juist stijgt. Slechts 2% van de kiezers is lid van een politieke partij. Men constateerde een grote kloof tussen de politiek en de kiezers.

Een aantal mogelijkheden om de kloof te dichten kwam aan het bod. Referenda en het gebruik van moderne communicatiemiddelen kwamen werden genoemd. De Belgische filosofe Alicja Gescinska was er geen voorstander van, de kiezer kiest en politici regeren. De  Duits-Nederlandse historicus Philipp Blom kwam later met de opmerking over het gevaar van een geossificeerde (versteende) elite aan de top.

Er kwam veel ter tafel en dat ga ik niet allemaal bespreken. Ik beperk me tot de gedachten die ik zelf over de werking van de democratie heb en die door dit debat nog eens onder mijn aandacht kwamen. Hoe zou men de democratie beter kunnen laten werken? Wat ik zelf als een hoofdreden voor de kloof tussen politiek en publiek zie is het feit dat na de verkiezingen partijen coalities vormen en dat daarbij allerlei, zo niet de meeste, verkiezingsbeloften sneuvelen. Dat is zeer nadelig voor het geloof in de politiek.

Hoe zou het beter kunnen? Kiezers moeten er van op aan kunnen dat de partij die zij kiezen zich aan de voornaamste punten van het verkiezingsprogramma houdt. Dat zou op deze manier kunnen:

1. In hun verkiezingsprogramma benoemen partijen tenminste 3 hoofdpunten waarop men geen concessies doet. Die punten moeten wel concreet zijn uitgewerkt zodat de kiezer weet welke maatregelen de partij zal nemen als ze in de regering komt.

2. Na de verkiezing gaat de winnende partij over tot gesprekken met mogelijke coalitiepartners (indien men zelf geen absolute meerderheid heeft). Stel dat de hoofdpunten van de beoogde coalitiepartners elkaar niet bijten dan kan een regering worden gevormd. Het regeringsprogramma wordt in hoofdzaak bepaald door de hoofdpunten van de verkiezingsprogramma's.

3. In het geval dat de hoofdpunten uit de verschillende verkiezingsprogramma's een coalitie niet mogelijk maken, gaan de partijen die toch voldoende vertrouwen in elkaar hebben met elkaar praten en als ze het eens worden dan stellen ze een regeringsprogramma op waarbij ze aangeven op welke punten concessies zijn gedaan. Dit regeringsprogramma wordt aan de kiezers voorgelegd die dan voor of tegen kunnen stemmen. Bij een afwijzing kan men het, na het aanpassen van het regeringsprogramma, nog eens proberen. Na de derde keer moeten er nieuwe verkiezingen worden gehouden.
Het kan natuurlijk zijn dat er sprake is van 2 mogelijke coalities, in dat geval kan de kiezer een keus maken uit 2 regeringsprogramma's of beide afwijzen.

Het resultaat is dat er een regering komt met een door de kiezer geaccordeerd en bindend regeringsprogramma. Er kunnen zich situaties voordoen waarin het regeringsprogramma niet voorziet en waarop de regering moet handelen. Indien het een noodsituatie is moet de regering handelen en het parlement beoordeelt later wel of het correct was. Als het een ontwikkeling betreft waarbij voldoende tijd voor afweging is, kan de regering een referendum houden waarbij de stemmers een keuze kunnen maken uit de opties die de regering voorstelt.






Thursday, July 20, 2017

Evolutietheorie op sterven na dood?

Evolutietheorie, een bevrijdende gedachte.

Ik groeide op een orthodox christelijk milieu. De geloofsgemeenschap waar ons gezin deel vanuit maakte bestond uit mensen die het geloof zeer ernstig namen. Ik zag ze uiterlijk als oprecht vrome mensen die voor mij een onhaalbaar hoge standaard vormden. Zij waren volmaakt (dacht ik) terwijl ik zelf werd geplaagd door allerlei stiekeme zondige gedachten en daden. Geen wonder dat ik een enorm schuldcomplex opliep.

Ik zal een jaar of 17 zijn geweest toen ik boeken las over de evolutietheorie. Het was of bij mij het licht doorbrak. De mens was het resultaat van toeval en tijd en niet van een schepping. Dus was er ook geen Schepper aan wie men verantwoording moest afleggen. Normen en waarden waren menselijke verzinsels. Zoals Sartre zei: het maakt moreel geen verschil of je een oud vrouwtje naar de overkant van de straat helpt of haar onder een aanstormende auto duwt. Ik was in één klap van mijn schuldcomplex af. Heerlijk!

Twijfel doet zijn intrede.

Begin jaren '70 werkte ik als programmeur aan de ontwikkeling van administratieve programma's. In ongeveer diezelfde tijd begon ik artikelen te lezen over DNA. Ik trok daaruit de conclusie dat DNA zowel de informatiedrager als de informatieverwerker is voor de ontwikkeling van een levensvorm. Het DNA bevat dus, zo dacht ik, de informatie voor het programma, het programma zelf en een verwerkingseenheid om het programma uit te voeren. Het ontwikkelen van een betrekkelijk eenvoudig boekhoudprogramma kostte ontzettend veel denkwerk, programmeren en testen. Voordat zo'n programma echt werkte moest het programma volkomen foutloos zijn anders werkte het niet of niet goed. Het leek mij volkomen ondenkbaar dat zo'n programma ooit vanzelf, door toeval en tijd, tot stand zou kunnen komen. Toen ik DNA structuren als een soort programma ging zien begon ik aan de evolutietheorie te twijfelen. Een DNA 'programma' is oneindig veel complexer dan een eenvoudig boekhoudprogramma. Het is uitgesloten dat een eenvoudig boekhoudprogramma zomaar vanzelf tot stand komt en nu sla ik de computer waarmee het programma gedraaid wordt en de systeem-software van de computer maar even over. Waarom zou dat bij een oneindig veel complexere opgave als het ontstaan van een DNA structuur wel lukken? Het stond voor mij op dat moment volkomen vast: het is ondenkbaar dat een 'primitief' eencellig organisme, waaruit alle levensvormen zouden zijn voortgekomen, spontaan zou kunnen ontstaan.

Mede door deze twijfel maar ook door fysieke en mentale geloofservaringen keerde ik uiteindelijk terug naar het christelijk geloof. Dit keer volkomen vrij van enig schuldcomplex.

Hoe sta ik nu tegenover de evolutietheorie?

In de loop van de jaren las ik regelmatig artikelen die beschreven hoe complex zelfs de meest primitieve levensvormen zijn. Dat sterkte me in de overtuiging dat zelfs die 'primitieve' levensvormen nooit spontaan ontstaan kunnen zijn. Op dinsdag 18 juli 2017 las ik in het Reformatorisch Dagblad een artikel met de titel "Kritische weging evolutie ontbreekt". Het artikel verscheen als deel van een polemiek in het RD, ontstaan na de publicatie van het boek "En de aarde bracht voort", van prof. Gijsbert van den Brink, waarmee deze poogt de evolutieleer en de leer van de schepping met elkaar in overeenstemming te brengen. De auteurs van het artikel (zie onderaan deze blogpost) stellen dat prof. Van den Brink voorbij gaat aan de wetenschappelijke bezwaren die zijn in te brengen tegen de evolutietheorie. Volgens mij zeggen ze hiermee dat het boek van de prof eigenlijk een futiele exercitie is. Het artikel gaf aan mijn eigen, ietwat intuïtieve, bezwaar tegen de evolutietheorie een extra steun in de rug. De auteurs noemen 8 voorbeelden van problemen waarmee de evolutietheorie (zoals prof. Van den Brink die in zijn boek gebruikt) te kampen heeft. Ik geef ze hier enigszins ingekort weer (aan godsdienst gerelateerde argumenten heb ik waar mogelijk weggelaten omdat ze in het debat met niet-gelovigen niet dienstig zijn):

1. Ontstaan van het leven.
De evolutietheorie veronderstelt een begin van het aardse leven door het ontstaan van een primitieve levensvorm waaruit alle levensvormen zich hebben ontwikkeld. Zelfs zo'n 'primitieve' levensvorm is behoorlijk complex en bestaat uit 6 systemen:
(1) Een systeem om zich tegen de buitenwereld te beschermen.
(2) Een systeem om energie te gebruiken.
(3) Een systeem om bouwstenen te maken.
(4) Een systeem om zichzelf te kunnen repareren.
(5) Een systeem om zich te vermenigvuldigen.
(6) Een systeem om informatie op te slaan.
Deze systemen kunnen zich niet elk onafhankelijk van elkaar in stand houden.
Deze complexiteit maakt het onwaarschijnlijk dat deze levensvorm spontaan tot realisatie komt. Bovendien worden er steeds meer factoren ontdekt die de complexiteit doen toenemen en de kans op het spontane ontstaan van leven nog onwaarschijnlijker maken.
Mijn metaforische vergelijking met het de ontwikkeling van een boekhoudprogramma, dat onmogelijk spontaan tot stand kan komen, is toch niet zo gek.

2. Informatie.
De grote hoeveelheid informatie in het erfelijk materiaal is het kenmerk van levende wezens. Deze informatie is opgeslagen in genetische code (DNA) bestaande uit baseparen. Een eenvoudige levensvorm bevat DNA met honderdduizenden baseparen.
Er zijn geen mechanismen bekend die volledig nieuwe erfelijke informatie kunnen samenstellen, die nodig zouden zijn voor het ontstaan van leven of van nieuwe levensvormen. De complexiteit van de meest eenvoudige genetische code is zo enorm dat het ontstaan ervan door toevalsprocessen onmogelijk is. Eigenlijk is dit bezwaar tegen de evolutietheorie op zich al doorslaggevend.

3. Weesgenen.
Weesgenen zijn genen die alleen in één soort of kleine groepen soorten aangetroffen worden. Verschillende groepen organismen hebben verschillende weesgenen. Het betreft unieke functionele DNA-informatie waarvoor geen evolutionaire voorgeschiedenis bedacht kan worden. Weesgenen geven de scheiding aan tussen soortgroepen.

4. Weinig verandering.
In aardlagen met een veronderstelde ouderdom van 425 miljoen jaar is DNA aangetroffen van bacteriën identiek aan het DNA van nu levende bacteriën. In de tussenliggende duizend miljard generaties zijn deze bacteriën praktisch niet veranderd. Zeer langdurige laboratorium experimenten met zich snel voortplantende organismen bevestigen dat informatie niet toeneemt en er geen macro-evolutie optreedt.

5. Functieloos DNA.
Lange tijd werd gedacht dat een groot deel van het DNA functieloos was, het zogenaamde "junk-DNA". Dit werd als een bewijs voor macro-evolutie gezien. Een uitgebreid onderzoeksproject, Encode, heeft echter aangetoond dat het merendeel van dit zogenaamde junk-DNA wel degelijk een functie heeft. In het deel van het genoom dat geen coderingen voor eiwitten bevat, worden steeds meer functies ontdekt. Ik sla nu een stuk over en vervolg met: Ook fungeren ze als verspringende schakelaars die snelle aanpassingen, aan bijvoorbeeld koude of droogte, mogelijk maken, juist omdat ze programmatuur (eiwit-coderende genen) aan- en uit kunnen schakelen. Het grootste gedeelte van het genoom heeft dus een functie. Dat sluit aan bij de gedachte van een intelligent ontwerp.

6. Pseudogenen.
Pseudogenen zijn genen die kapot zijn. Dat wordt veroorzaakt door mutaties. Die zijn prima te verklaren met een degeneratiemodel. Volgens prof. Van den Brink wijst het kapot gen bij de mens, voor het maken van vitamine C, op een gemeenschappelijke afstamming. Volgens de auteurs negeert hij de voor de hand liggende optie dat Adam en Eva een intact gen hadden dat later stuk is gegaan.

7. Reparatiesystemen.
Binnen de evolutietheorie wordt verondersteld dat mutaties van het DNA de motor kunnen zijn voor verbetering en innovatie. Mutaties in het DNA van de lichaamscellen zijn veelal schadelijk en leiden tot tumoren en erfelijke gebreken. Gelukkig worden de duizenden mutaties die dagelijks optreden in het DNA van elke cel voortdurend gerepareerd door mutatie-reparatiesystemen. Zulke reparatiesystemen kunnen niet tot stand zijn gekomen via mutaties.

8. De uitzonderlijke mens.
Evolutionisten wijzen op de overeenkomsten tussen mens en chimpansee als argument voor universele gemeenschappelijke afstamming. De verschillen zijn echter enorm en niet evolutionair te verklaren:
- anatomische of genetische verschillen;
- uniek spraakvermogen;
- uniek denkvermogen;
- gevoel en waardering voor schoonheid;
- moreel besef van goed en kwaad;
- religieus besef.

Conclusie.

Het is mijn conclusie, niet die van de auteurs van het bovengenoemde artikel.
De argumenten 1, 2, 3, 4, 5 en 7 vind ik erg sterk spreken tegen de evolutietheorie. Argument 6 lijkt mij meer een specifiek argument tegen de redenatie van prof. Van den Brink. Argument 8 tenslotte vind ik niet zo overtuigend als de eerstgenoemden maar wel aannemelijk.

Het feit dat een eenvoudig levend organisme met zeer complexe DNA informatie niet zomaar vanzelf kan ontstaan sluit het begin van de evolutie uit en daarmee ook het vervolg.

Wat moet ik nu met de evolutietheorie zoals die op scholen wordt onderwezen? De afstamming van de mens bijvoorbeeld zoals door het onderstaande plaatje wordt verondersteld? Het plaatje komt op het eerste gezicht nogal overtuigend over. Men moet wel beseffen dat het een plaatje is, meer niet. Het is de grafische weergave van een theorie, meer niet en als zodanig vormt het geen bewijs.
Hetzelfde geldt voor de veronderstelde ontwikkeling van de soorten. Zie het onderstaande plaatje.
Het ziet er aannemelijk uit, maar het is een plaatje dat een theorie illustreert, geen bewijs.
Natuurlijk geloof ik dat dinosaurussen en dergelijke bestaan hebben maar wat hun betekenis precies is weet ik niet.

Maar als er geen sprake kan zijn van evolutie wat dan wel? Het enige alternatief is schepping. Men hoort wel eens het argument dat het leven vanuit de ruimte op aarde terecht is gekomen maar dat lost de elementaire vraag niet op: Waar komt het leven uit voort? Hoe is de schepping dan in zijn werk gegaan? Religies proberen daar een antwoord op te geven, het probleem is dat niemand er bij is geweest. Het scheppingsproces waaruit wijzelf uit voortgekomen zijn is onnavolgbaar.

Mijn motief voor deze blogpost is om op zijn minst aannemelijk te maken dat wij het resultaat zijn van een scheppingsproces en dat er dus een Schepper is.

Auteurs van het bovengenoemde artikel.

Jan van Meerten, woordvoerder van het Logos Instituut.
drs. Rafael Benjaming (bioloog)
dr. Willem Binnenveld (bioloog)
dr. Peter Borger (bioloog)
dr. Herman Bos (organisch chemicus)
dr. Juri van Dam (bioloog)
dr. ir. Hans Degens (bioloog)
dr. ir. Wim de Jong (wiskundige)
drs. Ben Vogelaar (bioloog)
drs. Tom Zoutewelle (bioloog)